M.
Mijn voeten peddelen soepel; ik zit op de fiets, omdat de muren van mijn huis steeds dichter en sneller op me afkwamen. Ik wilde tegen ze opklimmen van ellende, dus besloot ik voor ze te vluchten, naar buiten. Mijn zadel doet al snel pijn, want ik doe alles met de benenwagen en dat is na een paar kilometer al goed te voelen. Ik heb een zwarte omafiets, zo eentje waar je heerlijk met rechte rug op kunt zitten. Uiteraard met een mandje voorop; niet origineel, maar wel handig voor de boodschappen. En ik koos een felgekleurde bel uit, voor aan het stuur; waar ik zelf nog van schrik, zo luidruchtig waarschuwt hij dat ik eraan kom. Mijn vingers klemmen stevig om de rubberen handvatten en ik begin te mijmeren, bevangen door het kalmerende ritmisch bewegen. Ik kreeg vandaag een cadeautje; een steen. En niet zomaar eentje, een edele! Ik dacht direct: die moet ik goed bewaren, zodat ik hem niet verlies. De gever vertelde dat ze als kind een serieuze stenenverzameling had, die helaas verloren is tijdens een verhuizing. Herkenbaar, het laatste stukje speelgoed uit mijn jeugd, is ook niet al te lang geleden spoorloos uit mijn bezit verdwenen. Hoe en waarheen? Geen flauw idee. Ik baal er intens van. Al was het maar een prul, het is er niet meer, ik kan het niet meer vastpakken. Dat benauwd me beklemmend, het is zo definitief en onomkeerbaar. We komen samen tot de conclusie dat kwijtraken van mooie dingen in het leven een vaststaand gegeven is. Vroeger of later, alles raakt uiteindelijk verloren. En toch blijft in de tussentijd de wil om te ontdekken en vinden, lief te hebben en binden. Tegen beter weten in. We lijken wel gek! Het verdriet prikt in mijn keel en de tranen biggelen over mijn wangen naar beneden, via mijn hals onder de boord van mijn trui. Ik wrijf ze niet weg, maar laat ze stromen waar ze maar willen, terwijl ik verder fiets. Wat begon als een klein golfje verdriet diep van binnen, groeide in luttele seconden uit tot een vloedgolf en kolkte verder in een metershoge tsunami, die uitbrak. Terwijl ik weerloos en eenzaam op het strand sta te wachten tot het water me genadeloos zal overspoelen. Nietig klein als ik ben, tegenover al deze emoties van verlies. Ik neem een route die ik goed ken, maar al een tijd niet nam. Het voelt gek en fijn tegelijk, er weer te rijden; tussen het donkergroene gras, op de gladde betonnen platen. Slingerend tussen weilanden met wollige schaapjes, sportvelden vol zwetende voetballers, weides met grazende gevlekte koeien en rijen eiken vol kriebelende rupsen, die druk zijn met verpoppen. Mijn verdriet gaat waar ik ga en is achterop de bagagedrager geklommen met zijn armen om mijn middel geslagen; ik draag het altijd met me mee. Het gaat over dat wat ik verloor: vriendschappen, liefde, vertrouwen, geloof, speelgoed, onbevangenheid, vrijheid en tot slot mezelf. En toch is er nog steeds iets diep van binnen dat fluistert: ga door, blijf strijden en zoeken, want er ligt iets moois voor jou achter de horizon. Dat kan gewoon niet anders, je moet het alleen nog vinden. Houd vol! Je gaat tegenkomen waar je naar verlangt, wat je ten diepste zoekt. Zowel in anderen, als in jezelf. De Liefde, een geliefde, een plek waar jij past en onbezonnen zonder censuur jezelf kunt zijn. Dus ik blijf maar dapper peddelen tussen het donkergroene gras. Totdat ik moe ben, de tranen op en de muren in mijn huis bedaard zijn. En dan ga ik op mijn rug in bed liggen en sluit mijn gapende ogen, want
morgen is er weer een dag. En dan fietsen we wel weer verder.