Rosanne Wijnsma.
Ik was net een maand uit de kast toen de Nashville verklaring Nederland binnen stormde. Opeens was het onderwerp van mijn persoonlijke ontwikkeling ook onderwerp van nationale discussies. Ik voelde me bedreigd, vooral toen iemand van de VU de ‘genderideologie’ met de nazi-ideologie vergeleek.
Ik kocht een regenboogvlag en ging naar de manifestatie bij het homomonument in Amster-dam. Daar zag ik vertegenwoordigers van de PKA, het COC en de burgemeester op hetzelfde podium de gelovige LHBTI-ers een hart onder de riem steken. Ik stond in een menigte met gelovige en onkerkelijke mensen van allerlei regenboog-kleuren en het was hartverwarmend. Ik ontmoette een paar bekenden en werd uitgenodigd voor mijn eerste Tafeltijd. Ik was 'binnen' in de LHBT gemeenschap.
Toen werd het zondag. Ik was benieuwd hoe er in mijn kerk gereageerd was, en hoe de paar andere LHBT ers, die ik inmiddels via roze vieringen had leren kennen, deze week hadden ervaren. De kerk had geen regenboogvlag opgehangen en geen statement gemaakt. Er was op dat moment geen vaste predikant, en de gastpredikant van die zondag zei heel verstandig niets over het onderwerp “omdat hij onze predikant niet was”. Tijdens de koffie durfde ik er ook niets over te zeggen. Ik zocht oogcontact met die paar anderen die er zeker iets van zouden vinden, maar ook zij hielden hun mond. Zo 'binnen' als ik me eerder die week had gevoeld, zo alleen voelde ik me nu.
Dat zat me dwars. De kerk waar ik al jaren kwam, waar ik vriendschappen had opgebouwd, actief was geweest en me veilig had gevoeld, die kerk voelde nu ineens onveilig.
Ik ging op de uitnodiging van Tafeltijd in en ontmoette daar een gemeentelid uit mijn kerk. Voor het eerst spraken we over onze coming out. Weer viel het me pijnlijk op dat wij allebei naar een andere plek waren gegaan om openlijk te kunnen spreken over onze geaardheid. Bij ons ontstond het verlangen om ook in onze eigen kerk een plek te creëren waar LHBT ers zichzelf kunnen zijn.
Ondertussen had ik mailcontact met een van de ouderlingen over mijn ervaringen en gedachten sinds die ene zondag na Nashville. Ik kreeg zeer begripvolle reacties, maar HET gesprek kon in de gemeente nog niet gevoerd worden omdat er eerst een nieuwe predikant gezocht moest worden, en vervolgens waren een aantal andere visie kwesties aan de beurt. Met mijn linkerhersenhelft begreep ik deze reactie heel goed. Mijn rechterhersenhelft had er meer moeite mee: Waarom moeten er eerst andere zaken geregeld worden? Is dit niet belangrijk genoeg? Men wil niemand kwetsen maar zwijgen is ook een mening.
In hoeverre zouden gemeenteleden bij het woord homo alleen denken aan halfnaakte mannen op bootjes? Wellicht zou de kerk alvast wat kunnen wennen aan de aanwezigheid van LHBTI-mensen in hun midden als ze zouden weten dat ze er gewoon zijn, al jaren. Ik nodigde de kerkenraad uit om mee te gaan naar een roze viering, en daar werd enthousiast op gereageerd. De roze viering maakt mij duidelijk hoeveel mensen zich niet (meer) welkom voelen in hun eigen kerk. Hier worden mensen gedoopt, en kunnen ze deelnemen aan het avondmaal. Voor sommigen is dat jaren geleden. Hier ligt een taak voor de kerk!
Inmiddels zijn we ruim anderhalf jaar verder. Er ligt een voorzichtig plan om een activiteit te organiseren voor LHBTI-gemeenteleden en betrokkenen. Het zoeken is nog naar draagkracht, want draagvlak is er -vanuit de gemeenteraad- zeker. HET gesprek is nog niet aan de orde, maar ook zonder dat gesprek zal deze kerk steeds meer gaan lijken op Gods huis.
Comments