Natasja Schreuder.
Het is laat. Ik weet dat ik iemand kan helpen. In pure twijfel bijt ik op de nagel van mijn linker wijsvinger. In mijn rechterhand heb ik mijn telefoon vanwaar het nummer van mijn vroegere cliënt al bijna smekend de verbinding legt. Bijna beweegt mijn duim zich naar de groene hoorn. Dan zucht ik vermoeid en smijt mijn telefoon op de bank. Ik besluit op dat moment dat ik niet ga bellen. Als ik de volgende dag mijn collega tegen het lijf loop kijk ik verontschuldigend in zijn hoopvolle gezicht. ‘Ik heb haar niet gebeld. Ik blijf er in gedachten tegenaan lopen dat ik het gewoon absoluut niet over mijn geaardheid wil hebben…’ Moedeloos maar begripvol zucht mijn collega en knikt. ‘Ik begrijp het. Ik ben door mijn opties heen. Ik begrijp alleen nog steeds niet hoe hij weet van jou en je vriendin.’ Ik grijns leg een stiekeme nadruk in mijn zin: ‘Onderschat het voorgevoel niet dat mensen zoals zij kunnen hebben bij mensen zoals ik. In haar eenzame wereld zijn we hetzelfde. Hoe dan ook… het voelt alsof ik nu in een professioneel bewogen telefoontje mijn privéleven noodgedwongen onder de loep moet leggen omdat mevrouw het liever over de ontdekking van mijn geaardheid heeft dan over die afgrijselijke liesbreuk.’ Opnieuw een knik. ‘Ja, daar heb je minstens 5 telefoontjes voor nodig met hem.’ ‘Dat dus…’ Dit keer zuchten we beide. Het is een verdrietige conclusie. Laat ik haar Silvia noemen. Afgeleid van Silvester. Ik merk dat het mij dwarszit dat ik niet aan de vraag van mijn collega kan voldoen. Silvia is een bijna bejaarde cliënt bij het Leger des Heils waar ik door een overdracht geen direct contact meer mee heb. Dit vind ik overigens niet erg. Verdrietig in dit opzicht omdat veel complex gedrag waar ik tegenaan liep in ons contact voortkomt uit een totale en levenslange buitensluiting en uiteindelijk complete isolatie op grond van haar geaardheid/identiteit. Het milieu waar ze uitkwam, haar karakterstructuur, bagage en psychische problemen maakte dat haar transitie nooit van de grond kwam en als onzekere volwassene in een voortdurend gevecht met haar omgeving (tot mishandeling aan toe) uiteindelijk zichzelf opsloot in haar flat. Daar zit ze nu al 10 jaar. Behalve de zorg en boodschappendienst ziet ze niemand. De luisterlijn heeft haar een belbeperking opgelegd. En wat ik 3 jaar geleden al wist, loopt deze ongewassen, eenzame en door schade en schande moeilijk geworden vrouw die eruit ziet als een man inmiddels rond met een liesbreuk waar een hand in past. Mijn collega is terecht bezorgd. Zijn handen zijn gebonden zolang een deelnemer niet meebeweegt. Of ik ‘ff’ wil bellen. Omdat ik volgens onze gewiekste Silvia gespreksstof heb waarmee ik een opening kan creëren… Ik kan het mijn collega niet kwalijk nemen dat hij aan deze transgender blijft refereren als zijde een man. Eventjes denk ik glimlachend terug aan de casus die ik soms iets vermoeid ‘de vrouw met de baard’ noemde. Ik weet nu al dat ik er anderhalf uur geen speld tussenkrijg omdat ik met grensoverschrijdende vragen bestookt word. En als ik door mijn weerstand heen prik weet ik dat dit gedrag niets anders is dan de optelsom van een leven lang onrecht ervaren van binnen én buiten. Ik wilde schrijven over kerst voor dit stuk. Want kerst maakt mooie dingen dankbaar maar daartegenover verdrietige dingen soms iets schrijnender. En Silvia heeft een schrijnend verhaal. Daarom bijt ik opnieuw de nagel van mijn linkerwijsvinger. ‘Potjandikkie Tas,’ Stuur ik vervolgens mijn rechterduim boven het groene hoorntje, ‘Wat is nou één telefoontje aan iemand die zo eenzaam is dat ze een baard langer als die van de kerstman laat staan. Laat haar je opnieuw die kast uitsleuren en ga er kort en bonding achter staan dat het de beste en ingewikkeldste zelfzorg is die je ooit bent aangegaan. Draai het om en gooi het op die liesbreuk zodat ze eindelijk eens uit die vervuilde woning het ziekenhuis instapt!’ Ik hou mijn adem in. Ik weet ze dat mijn nummer gememoriseerd heeft in ons verlopen tijdsbestek. Dan klinkt de door hem eigengemaakte langgerekte twijfelende vrouwenstem. ‘Jaaa, met Silviaaa…’ Onhoorbaar adem ik uit. Stiekem gewapend, maar wel met compassie. Gewapend door kerst.
Comments