Remy Jacobs.
"Zalig de armen van geest want zij zullen kinderen van God genoemd worden"
Van jullie Magdalenazusters en Thomasbroeders,
1. Lieve mensen,
Deze spreuken zijn niet ijdel
komen niet voort uit jaloezie
sterker nog, zij dragen ook geen haat,
maar zijn vol liefde,
waar dat woord nog bestaat.
We zochten naar de woorden
waarmee jullie te bereiken
het hart niet te breken of ijken,
maar open en vrij met jullie te spreken.
Wij zijn de zusters en de broeders
de anderen, die anders zijn, de ongelijken.
Hoogstens anders niet vergelijkbaar
onstuimig en onverwoestbaar
aanwezig in de gemeenschap van Jezus.
Soms weggedreven, ongewild, uitgesloten.
Wij geloven in die Ene, die ons het leven geeft.
Die ons geroepen heeft tot liefde, de ander
geen kwaad of onrecht te bedrijven voor zijn Aangezicht,
maar te spelen, niet te haten, telkens te vergeven.
Dit zijn wij, dit “manifest” is van de anderen,
die leven en er zijn, die niet aflaten te geloven
dat Jezus in ons midden is, de Levende,
de mens die ons de Liefde in persoon
heeft getoond en voorgedaan.
Ondanks de koude wind,
bleven wij onze woorden
van liefde en genegenheid
voor Hem kerven in de bomen
De liefde bleef – altijd – in ons stromen.
We hebben gevochten en geworsteld
met ons falen en ons dralen;
Als Jacob eens met de engel
niet losgelaten, nooit verwenst,
maar gevraagd om zegen, die wij hebben gekregen.
Wij zijn de anderen,
de onvermoeden, de twijfelaars, de stille zwijgers,
wij zijn de roependen in de woestijn,
wij zijn de zondaren die op Hem alleen
ons vertrouwen stellen, Hij op één.
Wij zijn de gevoeligen, de passionelen,
hebben onze ouders, broers en zussen
achtergelaten, omdat wij in geweten
ons kindschap Gods niet wilden opgeven,
niet verraden wie wij zijn, dochters en zonen.
Wij hebben ons niet afgewend
toen de koude wind van ongenoegen
de wind van hard ijs en ongenadigheid
de hoed van ons geloof bedreigde,
wij zijn weg gegaan, ontvlucht, heengezonden.
Toch bléven wij,
ons leven geborgen in Hem
die ons ooit heeft aangeraakt
in Doop, Avondmaal, Eucharistie,
wij bleven in zijn Hart.
Wij wisten: Hij laat ons niet los,
laat ons niet gaan, houdt ons vast
blijft met ons vechten, tot wij hebben verstaan
dat enkel door de worsteling,
geloof blijft, en zegen verkregen: als gelijken.
Wij zijn niet anders dan jullie, broeders,
wij openen onze harten,
spreken geen ijzige taal.
Wij veranderen onze harten
ten diepste onszelf, wenden ons niet af.
© LABYRINTHLYRICS Remy Jacobs, 2020
© met delen uit Die Winterreise van Schubert op gedichten
van Wilhelm Müller (1794-1827)
Comments