Hoop(eloos)
M. De wind prikkelt koud langs mijn nek en mijn huid verandert als vanzelf in hobbelig kippenvel. De lichtblonde haartjes op mijn armen staan rechtovereind en tóch blijf ik eigenwijs op het balkon zitten, want ik houd van “buiten”. Van groen, van de bomen, van lucht, van de koelte; het gevoel dat er ademruimte voor me is. En al is de buitenlucht kalmerend en ontspannend, ik voel me verdrietig en moederziel alleen. Ik worstel met spanningsklachten en met eindeloze, beklemmend